Tekstweergave van DD_1889-01-01_00001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
__________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________I L T_h - t _ J* \* ƒ Deventer m Dagblad ABONNEMENTSPRIJS: Per drie maanden voor Deventer f J-IJJ* Franco per post ,••■.*' : . Deze Courant verßchynt dageiyks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. DE KOERIER. DIRKCTEUI-UIT.EVEK ! ; A. W. HOOVENAAR|RUTERING. ADVERTKNTIËN: Per gewone regel lO.Cent Reclames 20 Cent per regel. Alle stukken moeten uiteriyk des namiddags 1 uur ingezonden zyn om in het eerstvolgende nommer opgenomen te worden. Dinsdag I Januari IBBÜ. Vierde Jaargang _>« 958 Wegens den Nieuwjaars - dag wordt deze courant morgenavond niet uitge - geveiu Van 't Oude in 't Nieuwe, „Schuif een stoel by den haard, Syl ▼ester, en praat een beetje. Het vuur brandt zoo gezellig. De punch geurt zoo heerlyk. Vertel eens wat uit uw veelbewogen leven." „By een vrügezel? Dat kun je be - grüpen. 'k Hoor op de tweede verdie - ping lawaai; daar ga 'k eens kyken." „Doe dat niet, Sylvester, 't is een derde klerkje op zevenhonderd gulden en een huis vol kinderen. Ge zult er hoogstens wat magere chocola krygen." „En zelfgebakken koekjes misschien ?" „Dat kan wel." „Juist iets voor my. Maak dat je een volgenden keer ge - trouwd bent, dan kom ik eens by je." „Maar, tylvester, bedenk toch, in een jaar tyds." „Kan ik het helpen , dat je niet vroeger begonnen bent. Bonsoir, beter je!" Weg was de oude. Een -ogenblik later weerklonk op de tweede ver dieping een gejuich, dat met elke beschrijving spot. Ik pookte den haard nog eens op en bleef met de pook in de hand zitten soezen. Sylvestar had eigeniyk wel gelyk. Zou 'k ook naar mün bovenbuur gaan ? Maar dat zou te gek zyn ! Enfin, straks naar de club. 'k Zal dan ten minste met klokslag twaalf een „Gezegend Nieuwejaar, Meneer" hooren, weliswaar met een fooien verlangend kellnergezicht erbij— Ik soesde voort, het punchwater accompagneerde myn gedachten, en ik dommelde in .... Een poos zal ik zoo gezeten hebben, hoe lang weet ik niet, toen op eens het opengaan der deur me deed op - schrikken. Een dame trad binnen, eer jong dan oud, en groette. „Wie heb ik het genoegen", stamelde ik. „89", was het antwoord. „Mevrouw of juf - frouw?" „Mevrouw, als u dat kalmeert, 't komt er anders niet veel op aan; 'k zag daar juist, dat papa Sylvester uw kamer uitkwam; de oude heer houdt niet van vrygezels, en toen dacht ik, u maar een poosje gezelschap te houden." .Zeer verplicht, en nu u toch hier is, zou ik het zoo aardig vinden , als u me eens iets vertelde van wat u al zoo zult beleven; u weet dat zeker wel al, en u moet begrepen , ik schryf voor een courant, en dan is het zoo erg veel waard eens iets te kunnen zeggen, wat een ander niet weet!" Het opgeruimde gezicht van mün bezoekster werd ernstig. „Maar wat ik zal beleven , hangt van u af." „Van my ?" „Van u en vws geiyken. allen te samen, menschenkinderen met elkaar, vormt het lot der wereld, 'k Wil u mün vrees, rayn hoop, mün verwach - tingen laten zien - aan ven vws gelo - ken is het, te beslissen, of ik Of een müner voorgangsters Of geen van ons de vervulling zal beleven. Zie! Een aanraking van hare hand met myn voorhoofd, en uit de vlam van den haard stygen allerlei ge - stalten op , die allengs bepaalde omtrek - ken aannemen. Een vlakte. De maan schünt; doch de bewolkte hemel laat slechts van tyd tot tüd toe, dat haar stralen den om - trek verlichten , en wanneer dat voor een oogenblik geschiedt, bemerk ik, vanwaar de akelige geluiden - zünhet klachten, vloeken of verwenschingen? komen, die het bloed doen stollen. Overal liggen menscheiyke wezens of deelen van mensch9lüke wezens ver - spreid. Hier een arm , wat verder het lichaam, waarmee tot voor kort verbonden was zyn tweelingbroeder zich inwoelend in den grond ; daar inge wanden, lillend en dampend nog; ginds vprtoonen zich spookachtig gelaatstrekken , neen ... geen gelaats trekken meer: onmenscheiyke smart, wanhoop en vervloeking, tot lichaam geworden ... goddank, een wolk komt! Hoor, welke aceoorden worstelen daar met de schrille tonen, die tot nu toe alleen heerschten ? Ze klinken door : „Dien God , die onze slagen sloeg , deer!" „Weg", roep ik en „zal dat zyn ?" „Dat hangt van u en vws geiyken af; of dacht ge niet, dat het beter zou worden, wanneer in elk land millioenen millioenen weigerden te moorden op bevel ? Hebt gU dat van de daken verkondigd, of hebt ge de idealisten bespot, de dwazen, die het „Vrede op aarde" tot werkeiykheid willen doen worden?" Zie 1.... Een ry van straten , waarop ik, zonderling genoeg, als van boven neerzie. ; Overal kleine huisjes met vriendelyke tuintjes er voor, in de meesten het een of ander oudje op een bank zich koesterend in de zon of wel zich bezig houdend met hot door een laag hekje van den weg afgeschei den hoekje grond. Ik werp een vragen den blik op myn vriendelyke fee. „De Pensioenwyk" zegt ze. „Waar", vraag ik. „In elke stad" is het antwoord. Het arbeiders-pensioenverbond, door den staat gesteund, heeft overal van die wijken laten aanloggen. „Zal dat zün ?" „Wanneer gy en anderen het idéé veld doet winnen, dat de arbeider na jaren zwoegens aanspraak heeft op een korte spanne bewuste rust, vóór hy de eeuwige onbewuste rust ingaat, dan zeker!" Weer raakte hare hand myn voor - hoofd aan. Zie !.... Een groote zaal. Lange tafels erin met banken, op die banken kinderen uit de lagere volksklasse, elk een bord dampende erwtensoep voor zich, jonge dames daartusschen af en aan loopend, leege borden vullend en hier en daar door een vriendeiyk woord of een lach zonneschyn brengend. Van tyd tot tyd komen door een deur aan het andere oinde der zaal andere kinderen binnen met frissche aangezichten en vochtige haren. Telkens, wanneer die Itur opengaat, dringt ons een .geluid als van een reusachtige stortbui in de ooren, afgewisseld door een ploeteren en plassen, alsof we ons in een wasch - inrichting bevonden. „Wat is daar?" spreekt myn vragende blik. „Daar zyn stortbaden, die men met behulp van de waterleiding overal gemakkeiyk kan aanbrengen. Die kinderen komen eiken dag hier eten; eens per week nemen ze een bad , terwy! hun kleeren door een handig werkende machine gaan, waar ze vuil binnentreden, om ze na een kwartier schoon en droog weer te verlaten." „Zal dat zün?" „Zeker, wanneer en anderen maar ovaral verkondigt, dat men het kind van den arme geen grooter weldaad kan bewyzen, dan zyn lichaam door goed voedsel en zindeiykheid sterk te maken." „Maar heeft men dan ook overal waterleidingen?" „Overal." „Ook, om maar eens iets te noemen, in Deventer, een stad aan den IJsel, waar ik bekend ben ?" „Ook daar." „Och kom 1" Opnieuw rust de vinger van mün bezoekster een oogenblik op myn voorhoofd. Ik begin schik in de zaak te krygen en tuur. r Zie en hoor!" Een groote, deftige zaal. „Het Binnen - hof in den Haag?" vraag ik verrast. „Ja." Een man met doordringend oog, wiens gelaatstrekken overeenkomst met de traditioneele Christusfiguur vertoonen , is aan het woord. Die stem heb ik meer gehoord, doordringend als nu, maar toen minder vriendelük - „Müne Heeren! hier beken ik, dat we jarenlang gedwaald hebben, toen we beweerden , dat alleen door geweld een betere toestand voor de lagere standen kan geboren worden. Ik zie in, dat niet strijd om rechten maar behartiging van plichten door allen, dat zelfverloochening en liefde tot het doel moeten leiden. Ons blad zal voortaan niet meer heeten Recht voor Allen maar Allen voor Allen." Een oorverdoovend gejuich. Ik voel een tik op myn schouder; een slag de pook is aan myn hand ontrolt . . . . vóór my staat het dienstmeisje en houdt my een briefje toe. „Neemt u me niet kwalük , meneer, dat ik u wakker heb gemaakt; maar hier was een briefje." Ik lees. „Kom je nog een uurtje op de club whisten ?" Onderteekening: Piet, Jan en Dolf. Ik krabbel iets op een papiertje, geel dat aan de meid en zeg: „Geef dit als antwoord op het briefje mee, en ga eens boven vragen, of meneer van beneden een uurtje mag komen praten." Een goed Nieuwjaar , lezer ! buitenland. liïi.-hl-AM-. Vrüdag is te Allahabad (Eng. Indië) een congres van inboor - lingen geopend, waaraan door meer dan 3000 afgevaardigden wordt deelge nomen. Een Engelsch koopman uit Calcutta, de heer Vule, werd tot voor - zitter gekozen. In zyn openingsrede legde Vule het doel der byeenkomst bloot. Indië wil deel hebben in de Regeering; de helft der leden van Wetgevende lichamen moeten in Indië gekozen worden en het recht van veto niet langer berusten by de uitvoerende macht; de afgevaar - digden moeten het recht van interpel - latie hebben. Voorts de vryheid van spreken en controle over de begrootin - gen. Door deze hervormingen zullen de banden versterkt worden, die Enge - land aan Indië binden. De vergadering was zeer opgewonden. Telkens klonken juichkreten en vivats ter eere der keizerin Victoria, wier portret in de zaal was geplaatst. FEUILLETON. Sint Michael. Roman van E. WERNER Uil hel Duitêch door K. B. 104) „De teerling ia geworpen," zoo be ■loot hij eindeiyk. ,M|jn« verloving met Hortha ia verbroken. Ik ben vrij evenals gO en heb thans niets meer te verbergen. Zeg my nu eindeiyk wil met rond* woorden, Heloise, (Ut gO _• myn* wilt worden, dat itü mttn num wilt dragen. Tot dusver hebt gy .Ut nog met gedaan " Da longe vrouw had ïwygend ■• lutaterd, maar er plooide zich eau rimpel tusschen de wenkbrauwen. Het scheen , dat zy met het gehoorde niet byzonder waa Ingenomen. „Niet zoo driftig , Raoel 1" zeide zy. „Gy bebt my immers zelf zooeven gezegd, dat uw grootvader nooit zyne toestemming zou geven tot onze ver - bintenis en gy hangt immers geheel van hem af?" „Op het oogenblik ja. Maar later ben ik erfgenaam van het majoraat en dat kan geen testament ml) ontrooven. Het ia in ona geslacht erfeiyk volgens de wet. Dat weet gy immers!" Heloiaa wiat dit zeker heel goed, maar iy wiat ook, hoe gering . in ver houding tot haar aiachen, de inkomsten van dat majoraat waren. Die zaak waa ioimera reeds maanden geladen uitvoerig besproken tuaachen haar en tiaar broe - het blaak, dat het baal. dat da -'termont haar toan van haar toekom at had gaaubaut, dat ty namaiyk gedoeti zyn, haar leven op een klein landgoed in de provincie te siyten, had weinig aanlokketyks voor eene vrouw, die zich alleen op haar plaats gevoelde in de schitterende salons der groote wereld en voor wie weelde en pracht eene levensbehoefte waren. „Zoo laten dus op de toekomst hopen," zeide ontwykend. .Het heden ia ons zeker vijandig. Niet alleen de atryd in uwe familie, maar ook de politieke gebeurtenissen dreigen ona te acheiden." „Scheiden?" vroeg Raoel ontateld. „Waarom?" „Wel, het spreekt immers van zelf, dat wy niet hier kunnen blyven, _ neer de oorlog werkeiyk uitbreek myn broeder voor onvermyJaiyk houdt _ gezaatachap de atad verlaat, eo wy ook mat langer blyven aan onverwachte au haaatig vertrek moest voorbereiden." „Laat Henri dan alleen vertrekken , ma ir gy moet blyven. U laat ik niet gaan 1 Ik weet, dat ik een offer van u eisch, maar bedenk, wat ik voor u heb opgeofferd! U thans te verliezen , dat zou ik niet kunnen verdragen. GU moet hier blyven." „Waarom?" vroeg de jonge vrouw bitter. „Misschien om te zien, hoe de generaal zyn wil weet door te zetten, hoe in volle uniform afmarcheert, om op te trekken tegen Frankryk?" Raoul balde de vuist. „Helolse , breng ook gy my niet tot vertwyfeling. Wanneer gy wiat, wat ik al niet beb verduurd en nog moet verduren! Myn grootvader heeft sedert giataren gaan tien woorden tot my gaeproken. Maar in zyn blik an toon ligt iata, dat myn bloed d tly batiand.'t my mal da uitarata var M oder, van wie ik